Steve Wynn speelde gisteravond solo-akoestisch in Leuven en dat was voor Dirk Steenhaut voorwaar een zeer goede reden om nog eens het huis uit te komen. Lees hier zijn bevindingen en laat je overtuigen om komende zondag af te zakken naar De Zwerver. 

Wynn behoort niet alleen tot de sympathiekste mensen uit de muziekbusiness, hij is ook een superieur songschrijver en een geweldige gitarist, met een oeuvre dat onderhand onuitputtelijk mag worden genoemd. In de vroege eighties werd hij een centrale figuur in de Californische neo-psychedelische Paisley Underground-scene met The Dream Syndicate, een verzengend intens klinkende band die zich vooral liet inspireren door The Velvets, Crazy Horse en Creedence Clearwater Revival en die, na zo’n 23 jaar stilte, in 2012 de draad weer opnam. Maar Steve Wynn hield zich tussendoor ook onledig met Danny & Dusty, Gutterball, Come, The Miracle 3, The Baseball Project, Australian Blonde en Smack Dab. Daarnaast bracht hij –grof geschat– 25 soloplaten uit, waarvan er geen enkele te verwaarlozen valt.

De man is intussen 61 en wordt door de hipsters van deze wereld vrolijk genegeerd, maar zijn optredens zijn altijd een belevenis. Zijn passage gisteren in Het Depot vormde op die regel geen uitzondering. En toch hield Steve Wynn de rekwisieten minimaal: zijn stem, een akoestische Guild-gitaar, een loop station (onlangs voor zijn verjaardag cadeau gekregen van Syndicate-gitarist Jason Victor) en een collectie songs om van te likkebaarden.

Wynn speelde opvallend veel oude songs van The Dream Syndicate (vier uit ‘The Days of Wine and Roses’, twee uit ‘The Medicine Show’) en door hun sobere uitvoering ging je sowieso aandachtiger naar de teksten luisteren. Daarbij viel extra op hoezeer de artiest beïnvloed is door noir-schrijvers als Jim Thompson, James Cain, Ross MacDonald en Raymond Chandler.

De liedjes klonken voor de gelegenheid iets folkier dan gewoonlijk, maar Wynn weet ook hoe hij een catchy popsong moet bedenken (zie ‘Tuesday’, ‘Shelley’s Blues #2’, ‘Sweetness and Light’, ‘There Will Come A Day’) en slaagt er, zelfs in zijn eentje, in een stevig potje te rocken (‘Daddy’s Girl’, ‘Amphetamine’). Dank zij zijn loop station wist hij meerdere instrumentale partijen op elkaar te stapelen en ook enkele solo’s uit de snaren te schudden . Dat lukte de ene keer beter dan de andere: de groove in ‘Black Light’ klonk ronduit verbluffend, maar in ‘Halloween’ raakte hij enkele keren de draad kwijt en strooide hij ongewild enkele valse noten de zaal in.

Niettemin had ik deze avond voor geen geld willen missen, want de schoonheidsfoutjes wogen niet op tegen de bijzondere uitvoeringen van nummers als ‘Sustain’, ‘That’s What You Always Say’ of ‘Then She Remembers’.